Ga naar hoofdinhoud

Al vanaf de peuterleeftijd kan je kinderen met Downsyndroom helpen met (beter) leren praten door daarbij lezen te gebruiken. Woordenschat, articulatie en praten in zinnen kan je ermee stimuleren. Het vroegtijdig leren lezen begint met het aanbieden van hele leeswoorden, zogenaamde globaalwoorden, die het kind direct – alsof het een plaatje is – leert herkennen.

Leespraat is een communicatie- en leesmethode. Kinderen met Downsyndroom kunnen visuele informatie beter verwerken en onthouden dan gesproken informatie. Bij deze visuele leerstijl sluit Leespraat goed aan. Leespraat wordt ingezet als visueel hulpmiddel om de brede ontwikkeling van het kind (lezen en schrijven, praten, begrijpen, communiceren en gedrag, zelf doen) te ondersteunen. Leespraatwoorden – zinnen en – teksten worden vanaf het begin vóór en mét het kind gemaakt. Input komt uit sociale gesprekjes met het kind en uit andere spontane dagelijkse interacties. Steeds wordt aangesloten bij wat het kind motiveert.

Leespraat vermijdt het spellend leren lezen. Toch is het geen globaal-leesmethode. Het start met globaalwoorden, maar na verloop van tijd leert het kind gericht deze in kleine stapjes steeds nauwkeuriger te bekijken. Het kind leert de letters visueel te herkennen. Vervolgens leert het woorddelen (lettergrepen, medeklinkercombinaties, rijmstukken) binnen de eigen leeswoordenschat te onderscheiden. Door het leren herkennen van die grotere clusters in bekende woorden, leert het kind op den duur ook nieuwe woorden zelfstandig te lezen.

Met leespraat kan al worden gestart in de peuterleeftijd. Maar het is nooit te laat. Leespraat wordt gebruikt bij peuters, kleuters, schoolkinderen, tieners en zelfs volwassenen met Downsyndroom.

Meer informatie

Ouders en begeleiders die met Leespraat aan de slag willen, kunnen een workshop volgen

Diverse artikelen over Leespraat (vaak eerder verschenen in Down+Up) kunnen worden gedownload. Voor wekelijkse nieuwe inspiratie is er facebook.com/leespraat.

Zie voor meer uitleg over het waarom en hoe van Leespraat ook onze Leidraad Onderwijs, hoofdstuk 3.3 en hoofdstuk 7.3.

Back To Top